Jumping Jack XSR900 vs. Jack Middelburg TZ500G

Het is een van die spaarzame hoogtepunten uit de Nederlandse wegracegeschiedenis. Jack Middelburg die het onmogelijke verrichtte door op z’n ‘klanten’-Yamaha TZ500 de overwinning weg te kapen voor de neus van de fabrieksondersteunde wereldtop. Als eerbetoon bouwden Gilex Classics en Nico Bakker een XSR900 op in de geest van Jacks TZ500 van toen. Wij brengen beide samen op de plek waar het allemaal gebeurde… het TT-circuit van Assen.

Geschreven door Randy van der Wal          Foto’s Jowin Boerboom

 

Assen, 9.45u, juni 2018. Ik stuur de overbekende GT-chicane uit – destijds gewoon nog de haakse Kniebocht – en kruip weg achter het bolle ruitje van de Yamaha. ‘Jack Middelburg’ prijkt er in beide ooghoeken op het plexiglas als ik het kinstuk tegen het leren tankriempje aan duw en volgas dooraccelereer langs de lege hoofdtribune. Ik probeer me de volgepakte houten bankjes in te beelden van die regenachtige laatste zaterdag van juni in 1980. Van een nagelbijtende mensenmassa getooid met die typische rood/wit/blauwe ‘vingerhoedjes’ op het hoofd en snorren waaronder in hoog tempo de halfzware Van Nelle’s worden weggepaft. De geur van race-olie diep weggetrokken in de poriën van halfnatte regenjackies, als residu van een dag lang tweetaktgeknetter. Maar nu is het koningsnummer in volle gang en hun thuisheld is onderweg ‘de TT’ te winnen. Hoewel privécoureurs in die tijd nog iets meer in de melk te brokkelen hadden dan nu in het miljoenen verslindende MotoGP-tijdperk, was de prestatie van Middelburg ook in die tijd al buitenaards te noemen. Fabriekscoureurs als Kenny Roberts, Barry Sheene, Johnny Cecotto, Franco Uncini en Randy Mamola waren niet of nauwelijks te kloppen voor ‘gewone’ jongens als Middelburg of Boet van Dulmen die met steun van lokale importeurs, de bakker op de hoek of zoals in dit geval aanstekerfabrikant Saroma de – te korte – eindjes aan elkaar probeerden te knopen.

Collectief geheugen
Ondertussen nadert de Haarbocht met rap tempo (vroeger konden ze nog een stukje doorknallen naar wijlen de Noordlus) en word ik tijdens het terugschakelen ruw uit m’n Middelburg-moment gewekt door het hese stemgeluid en de pittige motorrem van een drie-in-lijn. Viertakt welteverstaan. De ‘Jumping Jack’ XSR900 laat zich soepel op lijn zetten en vervolgt z’n weg richting Ossebroeken. Mooi, maar het is geen snerpende TZ500 natuurlijk. Bovendien schijnt de zon veel te mooi vandaag en schitteren de houten bankjes en groene taluds te veel door afwezigheid om een realistisch ‘1980-gevoel’ te benaderen, laats staan te evenaren. Nee, voor iemand geboren in 1975, die Middelburg vooral kent uit de overlevering en van de plaatjes, is het best een klus om in te beelden hoe het toen met zijn geweest. Er is nogal wat veranderd in pakweg een halve generatie. Al helpt het als bij terugkomst op start/finish de échte TZ500 van Jack inmiddels het asfalt is op gerold, statig geposteerd op z’n paddockstand, alsof hij een lichte buiging maakt naar een denkbeeldig publiek. Een machine gebrandmerkt in ons collectief geheugen, want voor eeuwig gekoppeld aan die ene heldendaad in juni 1980. Toch scheelde het heel weinig of de IMN-Yamaha was als anonieme motor langs de zijdeur afgegaan…

 

 

Bakker moest aan de bak
Eigenlijk was deze TZ500G namelijk een volledig mislukte productieracer. Yamaha kondigde aan voor 1980 met een productieracer op de proppen te komen grotendeels gebaseerd op de WK-winnende OW45 van Kenny Roberts. Voor een ambitieuze Middelburg die al een tijdje – niet onsuccesvol – rondreed op een Suzuki RG500 was dit hét moment om de overstap te maken. Al tijdens de eerste tests bleek echter dat de destijds peperdure Yamaha veel vermogen tekortkwam en dat het rijwielgedeelte vooral uitblonk in levensgevaarlijk gezwabber. Middelburg was tijdens de openingsrace op Misano zelfs flink langzamer dan een jaar eerder en hoewel z’n trouwe – en bovenal zeer begaafde – chef-monteur Adrie van den Broeke erin slaagde de vier-in-lijn een stuk rapper te maken, waren Middelburg en diens teammaat Van Dulmen geen moment competitief. De GP van Spanje leverde ook geen punten op en op Paul Ricard gooide een slechte achterband roet in het eten, resulterend in een crash en weer geen punten. Met Assen voor de deur moest er iets gebeuren. Onder druk van Middelburg, Van Dulmen en een groep loyale sponsors klopte Yamaha-importeur IMN aan bij Noord-Hollandse framegoeroe (ook toen al) Nico Bakker om de TZ aan het sturen te krijgen. De tijd was kort (twee weken) dus fabriceerde Bakker het frame op gevoel; het stalen buizenframe werd vervangen door een chroommolybdeen exemplaar met een net even iets dikkere hoofdbuis. Bakker wist door ervaring dat er met variëren in buis- en wanddiktes aardig wat winst te halen viel. En dat bleek ook, want tijdens een test op de razendsnelle Salzburgring klokte Middelburg prima tijden en tijdens de generale repetitie bij de internationale races op Raalte (vlak voor de TT) blufte de Westlander Gallina-coureur Graziano Rossi af. Kortom, er viel eindelijk mee te sturen. En de rest is geschiedenis. Middelburg reed afgetekend naar de pole op Assen en ging geholpen door z’n uitzonderlijke stuurmanskunsten en ijzersterke wil om te winnen het beste om met de moeilijke weersomstandigheden.

De tand des tijds
Het warmdraaien van Jacks oude vierpitter is een belevenis op zich, zeker met een lege hoofdtribune stand-by als klankkast-de-luxe. Goeie genade wat een kabaal komt er uit die vier minuscule uitlaatpijpjes. Zoiets alledaags als stationair lopen is er niet bij, het is de kunst met subtiele gasbewgingen de boel op gang te houden, vervolgens met steeds grotere halen aan het kwartet gaskleppen het warmdraairitueel te voltooien om dan pas weg te rijden. Dat wegrijden is nog een kunst op zich: tweetakten uit die tijd hebben het ‘smoren’ uitgevonden. Vanaf 7.500 tpm wordt er iets van een powerband voelbaar en wordt zo’n TZ een soort van rijdbaar. Remmen, vering en bandengrip zijn naar huidige maatstaven echt uit het stenen tijdperk, wat het respect voor mannen als Middelburg, die zo ongenadig, hemeltergend hard met dit soort machines kon (en durfde) te rijden, er alleen maar groter op maakt.
Mooie aan de Middelburg-TZ is dat de tand des tijds niet is weggepoetst achter glimmend nieuw spuitwerk, maar juist mooi zichtbaar is gebleven. De zuilen van de Akropolis zijn ook alleen maar zo mooi omdat ze aan alle kanten zijn afgebrokkeld. Het versterkt het gevoel dat Jack zelf aan het poreuze rubber van het gashendel heeft gedraaid, op een manier waarvan we allemaal weten dat alleen hij dat kon. De barsten in het kuipwerk proberen op geen enkele wijze de sporen van uitdroging of te lange blootstelling aan uv-straling te verhullen. Met de verse oliespetters op de kont als onomstotelijk bewijs dat er wel degelijk nog steeds leven in deze oude racer zit. Het is een stilleven op zich.

 

 

Strak en onberispelijk
De Jumping Jack XSR900 is om logische redenen een stuk gelikter. Het is een geslaagde ode aan het origineel, waarbij met zichtbaar veel gevoel voor detail (en plezier, vermoeden we) te werk is gegaan. Geïnitieerd door RTL-GP en uitgevoerd door Gilex Classics en, jawel, Nico Bakker zelf. Vooral dat laatste maakt de cirkel wel rond natuurlijk. Aan de basis stond een XSR900 Abarth, op zichzelf al geen alledaagse machine, maar desondanks werd de driepitter vrijwel volledige gestript en opnieuw opgebouwd met de TZ500 letterlijk een hefbrug verderop als lichtend voorbeeld. Meeste werk ging zitten in het opbouwen van de nieuwe tank en het pas maken van het uitlaatsysteem met z’n drie korte ‘tweetakt’-achtige einddempers. Een huzarenstukje van Nico Bakker zelf. Passen, meten, boetseren, wederom passen, weer meten, weer boetseren, het zijn tijdrovende klussen. Maar mits goed uitgevoerd, is het resultaat er (dus) wel naar. De spaakwielen met universele naaf in de standaard – zij het gepolijste – achterbrug en nieuwe voorvork laten passen, kostte ook de nodige hoofdbrekens maar bleek onontbeerlijk om tot het juiste TZ-gevoel te komen. De upsidedown voorvork en radiale klauwen van de Abarth moesten het veld ruimen voor een conventionele vork en dito remmen, om dezelfde reden waarom er in Gladiator ook geen Romein in mootjes wordt gehakt met een Rolex nog om: het juiste tijdsbeeld. De clip-ons zijn rechtstreeks op de vorkpoten gemonteerd (de Abarth doet het met een lookalike M-stuur), dat versterkt niet alleen het racegevoel maar geeft bovendien meer feedback. Daarover gesproken, rijdend maakt de Jumping Jack net zo’n verzorgde indruk als je op basis van z’n uiterlijk stiekem al zou verwachten. Strak en onberispelijk met een heerlijke sound uit het op geheel ambachtelijke wijze opgebouwde uitlaatsysteem. O ja, én met een aangenaam brede powerband… deze wel. n

Met bijzondere dank aan Nico Bakker, Jos Danenberg en het TT-circuit

 

Yamaha TZ500G

In 1980 kwam Yamaha met deze TZ500 productieracer op de proppen.
Met de deur in huis: het was een onding. De verwachtingen waren hooggespannen aangezien Yamaha beweerde dat de vierpitter gebaseerd was op de OW45 fabrieksmachine waarmee Kenny Roberts in ‘79 wereldkampioen was geworden. In werkelijkheid was de TZ500G (later nog gevolgd door de H en J) eerder een afgeleide van de OW35 uit 1978 en dus feitelijk in 1980 al aardig achterhaald. Ondanks de hoge prijs van omgerekend ongeveer 25.000 euro en het feit dat Yamaha maar een select groepje coureurs aanspraak liet maken op een TZ500, was de motor geen moment competitief. Met 115 pk bleef de TZ een kleine 15 pk achter bij de OW45, mede door een vrij basic aansturing van de powervalves, mechanisch aangestuurd via de toerenteller, op Robert’s OW gebeurde dat al elektronisch. De ruimere powerband van de productieversie maakte ‘m onder lastige omstandigheden wel vriendelijker (de powerband van de OW bevond zich stijf tussen de 10.000 en 12.000 tpm, de TZ begon al te ‘trekken’ bij pakweg 7.500 tpm) maar het gemis aan keihard top-end was te groot. Los van het matige stalen frame hadden de dunnere vorkpoten (38 mm tegen 40 mm voor de OW) moeite de stabiliteit te behouden bij insturen en het veerwerk – rechtstreeks van de TZ250 en 350 – was aanzienlijk minder high-end dan het gas-ondersteunde Kayaba spul van Roberts’ machine. Die deed het trouwens ook met lichte Morris magnesium gietwielen terwijl de TZ’s tot halverwege de jaren 80 rond bleven rijden op de toen al achterhaalde spaakwielen. Podiums haalden de TZ500’s zelden en slechts één keer werd er gewonnen. Juist ja, die ene TT in 1980, met dank aan een ontketende Jack Middelburg en het vakmanschap van Nico Bakker.

 

TECHNISCHE GEGEVENS

Yamaha TZ500G (1980)
Motor: vloeistofgekoelde 4-in-lijn, tweetakt
Cilinderinhoud: 497cc
Boring x slag: 54 x 54 mm
Max. vermogen: 115 pk @ 10.500 tpm
Frame: chroommolybdeen buizen (Nico Bakker)
Gewicht: 135 kg
Prijs: ca. € 25.000,00 (1980)

YamahaXSR900 Jumping Jack (2018)
Motor: vloeistofgekoelde drie-in-lijn, viertakt
Cilinderinhoud: 847cc
Boring x slag: 78 x 59,1 mm
Max. vermogen: 115 pk @ 10.000 tpm
Frame: diamantvormig, aluminium
Gewicht: 195 kg
Prijs: € 13.999,00 (Abarth)

Deel

Gerelateerde artikels

Honda NT1100

Kort getest: Honda NT1100 DCT

Honda mag je ondertussen zo ongeveer de koning van de nichemarkten noemen. Toen alle Japanse merken de cruisers uit hun aanbod schrapten, bleef Big Red