Toen Pecco Bagnaia dit jaar de wereldtitel veroverde, was het 50 jaar geleden dat een Italiaan wereldkampioen werd met een Italiaans merk. In 1972 schreef Giacomo Agostini (wie anders…) met MV Agusta de 500cc wereldtitel (en de 350 overigens ook) op zijn naam.
Grand Prix-racen was in 1972 echter niet te vergelijken met vandaag. Tussen veel GP’s zat telkens slechts één week en hoewel de goedbetaalde fabriekscoureurs het vliegtuig konden nemen, moesten hun motorfietsen en monteurs binnen een week over de weg van het ene naar het andere circuit reizen, intussen ook nog reparaties en verbeteringen uitvoerend. Dat kostte mogelijk de 50cc wereldtitel aan Jan de Vries toen die zijn snelste motor in Joegoslavië opblies en zijn team geen tijd had om deze tussen de wedstrijden te repareren.
De veiligheid was ook nog van een andere orde. Zo maakte de Isle of Man TT nog steeds deel uit van de WK-kalender. Bovendien erkende de FIM de rijdervakbond ofte Grand Prix Riders Association (GPRA) nog steeds niet. Tijdens het jaarlijkse FIM-congres werd dan wel weer het verbod voor vrouwen om deel te nemen aan snelheidsraces opgeheven.
Het gebrek aan concurrentie in de 500cc-klasse leidde ertoe dat Agostini en MV Agusta niet tot het uiterste hoefden te gaan om te winnen. Dat bleek zelfs uit de rondetijden: vaak werd er langzamer gereden dan in de 350cc-klasse, en nauwelijks sneller dan in de 250cc-klasse.
Agostini had al zes 500cc-GP’s gewonnen, en met slechts zeven tellende resultaten kon hij op Spa-Francorchamps de wereldtitel al veilig stellen. Hij deed dat op zijn bekende manier: Pagani mocht een tijdje volgen en zelfs kopwerk doen, maar uiteindelijk liep hij bijna een halve minuut achterstand op.
Wij zien de prachtige dubbel van Ducati nog weleens herhaald worden volgend seizoen, zij het misschien wel met een andere Italiaan. Maar een Japanner op een Yamaha of een Oostenrijker op de KTM RC16, dat zal nog niet voor meteen zijn…