Homologatiespecials zijn zo oud als het WK Superbike zelf. De eerste twee titels staan op naam van de Honda RC30, die het opnam tegen onder meer de Yamaha OW-01, maar die dingen komen al genoeg aan bod. Nee, wij hebben het hier over de motoren die uiterlijk nauwelijks verschilden van de standaardmotoren, maar onderhuids wel. Het soort motoren waarvan enkel de kenners wisten welk vlees er in (of onder) de kuip zat. Deze week: Ducati 1098R (2008).
De 1098R werd de basis voor de F08 racer, en daarbij ging Ducati steeds verder met het op straat zetten van een racemotor, omdat de regels steeds strenger werden qua homologatie. De 1098 heet dan wel 1098, maar had een cilinderinhoud van 1.198cc, de limiet voor twins in het WSBK in 2008. Niettemin was het blok lichter dan dat van de 1098, goed voor een topvermogen van 186 pk. Vreemd genoeg kende de R dezelfde service-intervallen als een standaard 1098.
De 1098R zette ook zo’n beetje de moderne standaard, met tractiecontrole en datalogger. Verder zien we het beproefde recept van titanium drijfstangen en kleppen, ‘hetere’ nokkenassen en sterkere carters, maar ook carbon covers die het blok 5,6 kilogram lichter maken dan dat van de 999R. De zuigers waren gebaseerd op de Desmosedici MotoGP-motor.
De 63,9 mm throttle bodies konden een volwassen duif naar binnen zuigen, terwijl de derde, vierde en zesde versnelling een andere ratio hadden. Öhlins gooide er ook nog eens TTX topmateriaal tegenaan. Alles samen was het goed genoeg om Troy Bayliss z’n derde wereldtitel te schenken. Carlos Checa zou er nog eentje bijvoegen in 2011, daarna stokte de Ducati-machine.