Een eeuwfeest, het is er toch maar weinigen gegeven. Mijn eigen grootmoeder kwam aardig in de buurt, maar juist op het moment dat we dachten ‘die gaat het wel halen’ gaf ze pardoes de pijp aan Maarten en glipte naar het hiernamaals. Dat gaat ons in Assen niet gebeuren, zullen ze gedacht hebben. En dus tekende de grand old lady van de motorsport recent nog een moddervet contract tot en met 2031. Zo kunnen de honderd kaarsjes eind juni dus met gerust hart en een frisse wind in de longen worden uitgeblazen.
De Dutch TT is in blakende gezondheid, zowel sportief als financieel, en dat is een prestatie van formaat. Zeker wanneer je dit bijvoorbeeld afzet tegen de F1 GP van Zandvoort, waar ze surfend op de golven van Verstappens populariteit de boel een paar jaar rendabel hebben kunnen organiseren maar nu toch vroegtijdig de badhanddoek moeten gooien. Het fundamant van Assen, gebouwd op heidegrond met een eeuw aan motorsporthistorie – en een sporadisch Nederlands succesje – blijkt een betere basis dan vluchtig bij elkaar geharkt duinzand.
Wat ooit begon als een driehoek van klinker- en zandpaden tussen Rolde, Borger en Schoonloo waar Bertus van Hamersveld op zijn ‘halve Harley’ (zie pagina 60) letterlijk stof deed opwaaiend, jagen nu mannen als Márquez, Quartararo en Bagnaia op hun peperdure prototypes binnen anderhalve minuut over een snaarstrak 4,4 kilometer lang asfaltlint. De grote crisis kwam tussendoor, net als de Duitsers en corona, maar Assen bleef. Ergens halverwege de jaren 80 beginnen mijn eigen actieve herinneringen (ik heb ze gelukkig nog wel…) aan de TT.
Van m’n TT-debuut in ’85 kan ik me alleen nog de ruggen voor de geest halen van de club Fransen voor me die met hun bouwzeil het laatste stukje vrij zicht op de aan de leiding rijdende Randy Mamola wegnamen. Het was die periode dat het vrijwel elke TT leek te plenzen. De uiteindelijke winst van mijn jeugdheld – en niet hun regenspecialist Sarron – was een pleister op de doorweekte wonde. Later werden de tripjes achterop bij VdW senior kampeerweekenden met maten (niet met mate, trouwens…) en vanaf halverwege de jaren nul kan ik m’n accreditatie steevast afhalen bij het Media Center.
Maar m’n aller-, allermooiste herinnering blijft die ene keer dat ik zelf richting de startgrid rolde tijdens de TT, in 2005. Oké, ik reed in een supportklasse welteverstaan, maar wel op de wedstrijddag (toen nog de zaterdag) en voor stampvolle tribunes. Ik weet niet wat meer indruk maakte; de verwoestende power van de Powercup K 1300 R of het eindeloze lint van mensen langs het dik zes kilometer lange parcours. Het zou het laatste jaar zijn van de fameuze oude Noordlus. De wedstrijd zelf eindigde in tranen toen de totaal onvoorspelbare BMW bij het insturen van Ossebroeken onder me vandaan roetsjte en zichzelf transformeerde tot een pakketje waar alleen hoofdsponsor DHL nog raad mee wist. Twee pakketjes zelfs, want voor- en achterkant van de BMW bleken volledig van elkaar gescheiden. Exact twintig jaar later zijn de fysieke en mentale butsen en bulten natuurlijk lang en breed weggesleten, maar wordt de herinnering steeds krachtiger en (vooral) dierbaarder: dat ik middels een heel minuscuul voetnootje, ergens driehoog achter in de grote motorsportgalerij, toch onderdeel ben geweest van 100 jaar TT-historie.
