Vanochtend was het weer zo laat. Hoe laat? Wel, het moment dat ik doezelend een droom verliet met prijsuitreikingen en hunkerende blote paraplumeisjes, geflankeerd door Toon van de Vliet en Marco Lucchinelli op een podiumtreetje lager.
Te horen aan allerlei huishoudelijke geluiden realiseerde ik me klaarwakker: Fuk, de interieurhygiënistes komen zo. Dat is Nieuw Nederlands voor het aloude ‘werksters’. Maar vanwaar dan de kakafonie aan bestekgeratel, kussengeklop, staccato stromende Quooker en hoorbaar gesleep met volle afvalbakjes? Nou, niets ten nadele van het andere geslacht, maar tegen één onhebbelijkheid van personen met een menstruatieachtergrond in het algemeen ben ik totaal weerloos: een grote schoonmaak houden vóórdat de daartoe uitgenodigde en betaalde schoonmakers arriveren.
Ik begrijp geen reet van dit achter de wagen gespannen paard. Alsof je de avond voorafgaand aan de 24.000 kilometerbeurt de armen uit de mouwen schudt en zelf de desmodromische klepbediening van je Ducati met allerlei naslagwerk, een sleetse bahco en een lantaarn afstelt voordat je ‘m overhandigt aan de dealer. Mijn zoetje wraak liet niet lang op zich wachten: ping!, appje van de dames. ‘Auto stuk, komen overmorgen’.
Hele planning in de war. Niet alleen die van Cherubijn; zelf ben ik zorgzaam opgegroeid met het onuitwisbare gedachtengoed van: ‘Jongen, trek vanochtend een schone onderbroek aan, want misschien lig je vanavond wel in het ziekenhuis’. Hoewel moederlijk bedoeld, sleep ik dit advies mijn leven al achter mij aan als een stalen bal met ketting aan het been van een stripfiguur.
Knapste voorbeeld: in 1997 combineerde ik de Yamaha ThunderAce en -Cat-introductie in Zuid-Afrika met een drieweekse vakantie op een door de lieverds van Yamaha ter beschikking gestelde TRX850. Hoeveel onderbroeken mee? Stuk of zes-zeven, denk ik, want ja, dat eventuele hospitaal. Voor het avondlijke uitgaan (pardon?!) had ik mijn privécollectie prijzige Replay- & Diesel-shirts en shorts onderin de meegenomen zijtassen gestopt voor de geringste kans op doorlekken door – nooit voorkomend – regenwater.
Totdat buiten Kaapstad een penetrante chemische walm me erop attendeerde dat de twee hoge uitlaatdempers de tassen in de hens hadden gezet, te beginnen aan de onderkant. Met aan hondsdolheid grenzende paniek de TRX geparkeerd bij een ‘informasie aftrekplek’ en de hele verbrande zooi, inclusief tassen in een ‘vullisdrom’ geflikkerd (waarbij aangetekend dat ‘flikkers’ Zuid-Afrikaans is voor ‘knipperlichten’, zolang de voorraad strekt tenminste). Nog een ziekenhuis vanbinnen gezien? Nee, natuurlijk niet. De beste vakantie aller tijden gehad met één outfit en een tube wasmiddel.
Het zal ook deels in het Hollandse DNA zitten dat zovelen preventief stress ervaren voor iets dat niet gaat gebeuren. En overkomt het onheil je wel (zoals de defecte auto bij onze Marokkaanse schoonmaaklieverds), dan pech. Kan gebeuren. Tegelijkertijd wordt zinloze paniek ons de laatste jaren wel heel rigoureus opgedrongen. Sprak men vroeger over een heerlijk warme zomerdag voor een dagje uit naar het strand, nu krijg je code rood in de maag gesplitst vanwege mogelijke (!) levensbedreigende zonneallergie, drijfzand en draaikolken, uitdroging, kwallenbotulisme, hooikoorts, bloeddrukperikelen en broekhoestconstipatie. Nou, veel plezier vandaag.
Mijn onderhuidse berusting om zoveel betutteling sloeg bij het bedenken van dit schrijfsel ineens om in kil, anarchistisch cynisme. En ik begon te rekenen: 40 jaar motorrijden, gemiddeld pakweg 25.000 kilometer gereden, maakt een miljoen motorkilometers. Een keer gevallen op de openbare weg. Dat betekent dus dat ik 500.000 kilometer (of eigenlijk een miljoen vanwege geen ziekenhuisopname) voor Piet Snot in allerlei beschermende motorkleding heb gereden. En erger nog: in frisse onderbroeken! Hoeveel zinloze wasbeurten zijn dat wel niet?!
Jaja, er schort het een en ander in de filosofie, maar anderzijds: vallen is maar een van de ontelbare toevalligheden die een motorrit kan dwarsbomen. Ga dus gerust onderweg in je motoroutfit met ondergoed dat walmt en kleurt als een parkeergarage in een Parijse voorstad. Maar blijf je een notoire T-shirt-rijder op mooie dagen, dan graag iedere ochtend verschonen. Het zorgpersoneel heeft het al niet makkelijk.
Tekst en fotografie Joost Overzee