Niets is dit jaar zo veranderlijk als het weer, maar mijn brakke geest valt evenmin te peilen. Verkondigde ik onlangs nog vol elan dat in de sloot belande ouwe koeien met rust moeten worden gelaten, de afgelopen dagen blijkt mijn weemoedige geest toch weer onverstoorbaar de overhand te nemen. En ik sta daarin niet alleen als ik bepaalde labiele types met een voorliefde voor de Duitse jarendertiggeschiedenis op een Haags bordes zie stralen. Mijn voorstel voor een onderschrift van het staatsieportret: ‘Hoe laat begint de nationale boekenverbranding?’ Met zo’n collectie kreupele draaimolenpaarden word je vanzelf weer naar vroeger gezogen; het heden biedt namelijk bar weinig garantie voor de toekomst.
Slechts een dikke tien jaar voorafgaand aan dit fotomoment had mijn vader als tewerkgestelde nazi-Duitsland weten te ontvluchten. We schrijven hier de zomer van 1955. Mijn vader aan het stuur, zijn nogal zwaarlijvige kameraad Tjerk uit Geldrop achterop, wat wellicht de reden is voor de wat onevenwichtige pose van de bestuurder. Misschien is die ogenschijnlijke onwennigheid te wijten aan de zelfontspanner van zijn fototoestel, die sneller afdrukte dan mijn vader kon rennen en plaatsnemen. Hoe dan ook, een portret van motorvakantie anno 1955 van twee boezemvrienden.
Om en nabij een jaar later zouden beiden hun toekomstige vrouw vinden en dan is het – zoals je weet – gedaan met de pret. Zou je nu in een dergelijk kloffie in Almere de openbare weg betreden, word je gegarandeerd reeds voor Hilversum door een klaphelm met druppelvormige zonnebril en grijze befborstel van de weg gepikt, gevolgd door vingerwijzende lessen over verkeersveiligheid. Toen niet. Je ging gewoon met wat je had. In je hoempapabroek, op gympen en met een veredelde Hoogovenshelm. Je rijdt immers motor om te motorrijden, niet om te vallen. Was het winter, kon mijn vader terugvallen op het elektrisch verwarmde vliegenierspak, laat in de oorlog ontvreemd van een neergestort Luftwaffe-bemanningslid. Of het canvas dat Overzee senior draagt waterdicht is? Geen idee. Misschien hebben beiden nog een voorraadje Boerenbondplastic in hun bagage voorhanden.
Raar is het toch, nietwaar? We kijken liefkozend naar dit heroïsche duo, naar deze ‘echte kerels’, terwijl wijzelf zonder CE-gekeurd pantserwerk met zes miljard poriën per vierkante centimeter de deur niet meer uitgaan. Heb ik het nog niet over de ‘toch wel erg gerieflijke’ zadelverwarming, een digitaal computer- en navigatienetwerk ter grootte van een maanlander aan boord en elektronisch rechts gedraaide heuvelassistentie voor de echte zulthoofden onder ons wier rijtalent zich in de luren laat leggen door hun ego.
Deze motorfiets is een Puch 150TL, gebouwd tussen 1951 en 1953. Nee kinderen, na de oorlog had niemand geld voor een Brough Superior en Klarna bestond nog niet. En met influencen viel toen de kost niet te verdienen omdat de mensen na recente ervaringen wel een beetje klaar waren met propaganda. ‘TL’ staat voor ‘Touren Luxus’, dus kan je ermee op vakantie, logisch. De dubbelzuigerconstructie weet 6,5 pk eruit te persen, per liter (dus naar 1.000cc vertaald) produceert de tweetakt 43,3 pk. De machine uit Graz is hiermee goed voor een topsnelheid van circa 85 km/u bij onbeladen sologebruik. Het drooggewicht van een Puch 150TL bedraagt 96 kilo, naar schatting ook het gewicht van passagier Tjerk voor zijn ochtenddruk. En ook de campingmeuk, van primus tot katoenen tent met stalen palen, moet de Puch lijdzaam, maar dapper dragen.
En waar ging deze vakantie vanuit Eindhoven heen? Camping De Dellen bij Epe? Misschien wel Cottessen bij het Drielandenpunt? Nee vrienden, naar de Franse Alpen, en erop ook. Dikwijls zou mijn vader me nog vertellen over de beklimming van de Col de la Bérarde, onverhard natuurlijk, met een steigerend voorwiel door Tjerks gewicht. Met 6,5 pk, vrienden, zonder TC, bochten-ABS en al die onzin. Maar wel met een dubbelzuigerconstructie in een als eencilinder ogend cilinderblok. Pure, creatieve mechaniek: zo maken ze ze niet meer, die ouwe koeien.