Italië is hét motorland

Je mag discussiëren wat je wil, Italië is hét motorland. Er is geen enkel ander land dat zelfs nog maar in de buurt komt, als je het mij vraagt. Ja, er zijn landen waar meer motoren rijden of waar meer motoren worden geproduceerd. Betere, ook. Maar dat maakt allemaal niet uit.

Het gaat om het hart dat Italianen hebben voor motoren en bij uitbreiding voor alles wat wielen heeft. Ik mag dan een homeopathische restant Spaans bloed door de aderen hebben stromen, in het diepst van mijn hart ben ik een ‘tifoso’. Vanwege hun liefde voor alles wat rijdt. Want dingen die rijden, zijn de enige dingen die me mateloos boeien. De rest is afleiding. Zelfs in alle objectiviteit kan je niet ontkennen dat de Italianen het toch altijd net iets anders doen. Niet zozeer beter, als wel mooier. Opwindender, vooral. En dat gaat op voor alles. Neem pakweg de Honda FireBlade, daar zetten de Italianen de Ducati 916 tegenover. Je hebt de Porsche 911, Italië heeft de Ferrari 250 GTO. Je hebt de Alpen. De Italianen hebben de Dolomieten. Je hebt de Basiliek van Koekelberg. Rome heeft de Sixtijnse Kapel. Je hebt Danny Boyle, maar ook Federico Fellini. Er is Van Gogh, en dan heb je Da Vinci.

Alle eerstgenoemden hebben hun verdiensten, maar de Italiaanse tegenhanger is altijd net dat tikje mooier, vuriger of sprekender. Noem het anders. Je wéét het gewoon wanneer iets Italiaans is – met de Fiat Multipla als uitzondering die de regel bevestigt, misschien. Er is ook geen enkel ander land waar het laten vallen van de naam ‘Rossi’ genoeg is om twee oude heertjes bijna op de knieën te laten vallen nadat ze je kwetterend om de hals zijn gevlogen, ook al wonen ze in hetzelfde dorp als ‘Il Dottore’. Waargebeurd verhaal. Je kan daar een oorzaak voor gaan zoeken. Ik ben zo iemand die daar op een azuurblauwe maandag lang en hard over kan nadenken. Maar de man die het simpelst verwoordde waar de Italianen het vandaan halen is wellicht John Surtees, de Brit die ooit als enige wereldkampioen werd op twee en vier wielen: in de GP500 op een MV Agusta en in de F1 met Ferrari. Volgens hem doen de Italianen wat ze doen, omdat ze altijd en overal worden omringd door schoonheid. En dat is logisch. Als je dagelijks op zo’n niveau wordt geïnspireerd, is het bijna vanzelfsprekend dat je niet in een driekwart jeansbroek en op Crocs gaat rondsleffen. Dat is heiligschennis.

Ik heb in Italië ook nog nooit een vrouw met krulspelden in het haar, sigaret bungelend in de mondhoek en met kapotte nylonkousen in rubberen klompen de ramen zien poetsen. Dat noopt niet meteen tot inspirerende gedachten. Of het moet vluchten richting Italië zijn, waar elke vrouw, al dan niet poetsend, toch een zweem Sophia Loren in zich heeft. Uiteraard is er een keerzijde aan de medaille. Het land is een zootje ongeregeld van heb ik je daar. Ik kan letterlijk een boek schrijven over de organisatorische waanzin die we meemaken op Italiaanse perspresentaties (al zijn er ook uitzonderingen). Het mooiste verhaal is een journalist die door de bus wordt vergeten aan het hotel en die ons na een dollemansrit van 30 minuten dwars door Rome op de plaats van afspraak staat op te wachten. Bleek namelijk op 600 meter wandelen van het hotel te liggen. Of hoe voor evidente dingen onmogelijke oplossingen worden gevonden. Zo zijn de stelknoppen voor de elektrische kuipruit van een Moto Guzzi Norge enkel bereikbaar voor iemand met duimen van 25 cm lang, ik zeg maar wat. Maar als je zoals ik tifoso bent, dan neem je de bluts met de buil. Dan zie je door dat bos van inefficiëntie de adembenemende pracht van het land. Veelal helpt het als je een Italiaanse motor rijdt op de plek waar hij ontwikkeld is. Het is moeilijk te omschrijven, maar een Ducati over de Futapas jagen, dat klopt. Ik kreeg ooit een soort van visioen op een Moto Guzzi Griso toen ik na een wat frustrerende rit plots afgescheiden raakte van de groep en alleen een rondje Comomeer reed. Het gevoel, het beeld, de ondergaande zon. Het zorgt voor een zekere chemie tussen de oren.

Het is pizza eten in Firenze terwijl de David van Michelangelo over je schouder staat mee te kijken. Het is die koffie in de kantine bij Brembo, waar geen enkele barista uit de Lage Landen aan kan tippen. Italië heeft iets. Italië heeft ‘het’. En iedere motorrijder moet er ooit eens gereden hebben, dus laat dit nummer een bron van inspiratie vormen.

Pieter Ryckaert, hoofdredacteur Motorrijder

Deel

Gerelateerde artikels